Hoe verdelen we de schaarse ruimte in ons land en wie bepaalt welk plan voorrang krijgt als de schaarse ruimte op is?
Nederland heeft een lange geschiedenis van ruimtelijke ordening en zorgvuldige planning van onze openbare ruimte. Van het gezamenlijk onderhouden van middeleeuwse dijken en de aanleg van de Amsterdamse grachtengordel en de Afsluitdijk, tot het vrijhouden van het Groene Hart en het opspuiten van IJburg. Al polderend werden onze gezamenlijk belangen daarbij afgewogen, land gemaakt en ons land stap voor stap ontgonnen. Deze traditie kreeg na de oorlog vaste – en dwingende – vorm door opeenvolgende nota’s Ruimtelijke Ordening, te beginnen met de Nota Westen des Lands in 1958, de decentralisatie aan het begin van deze eeuw en nu weer meer landelijke sturing doormiddel van de Nationale Omgevingsvisie. Deze visies bepalen waar gebouwd mag worden en waar niet, waar ruimte is voor duurzame energie, of ruimte voor de rivieren, de stijging van het waterpeil in het IJsselmeer, ecologische verbindingen, nieuwe snelwegen of spoorlijnen. Ook in Amsterdam en de metropoolregio leggen de plannen voor de circulaire industrie, duurzame energie, woningbouw, recreatie en landbouw concurrerende claims op ruimte.
Ons land is overduidelijk te klein voor al deze vragen, ook al lijken ze allemaal hard nodig. Wie bepaalt welk belang voorrang heeft en waarom? Hoe bepaalt dat de inrichting van onze steden? In Ruimte! Ruimte! Ruimte! zoeken we naar antwoorden op deze vragen en bespreken we – soms kleinschalige en soms vergaande – consequenties van deze keuzes.