De mijnbouw in de Democratische Republiek Congo levert miljarden op, maar daar is op lokaal niveau niets van te merken. Waar verdwijnt die rijkdom naartoe en wie hebben controle over deze financiële stromen? Ik vroeg het aan Annemiek Cuppen, onderzoeker bij het project Resourcefulness aan de Universiteit Utrecht. Ze heeft Congolees-Nederlandse roots en is gespecialiseerd in duurzame ontwikkeling en rechtvaardig grondstoffengebruik.
We ontmoeten elkaar online, op Teams, op laptopjes gemaakt met die oh zo kritieke mineralen waar we het straks over gaan hebben. Ze is jong, net als ik, maar zodra ze begint te vertellen voelt het alsof ik naar een doorgewinterd professor luister. Ik begin direct driftig mee te typen met de waterval aan kennis die mijn scherm uitloopt. Na een korte inleiding over haar onderzoek komt al snel een bepaalde verontwaardiging op. Over de manier waarop de wereld naar Congo kijkt.
Als we denken aan mensenrechtenschending in Afrikaanse landen, gaat het vaak over kinderarbeid. Maar dit is maar een klein stuk van de puzzel, vertelt Annemiek, een klein onderdeel van een systeem met nog veel schadelijkere aspecten. Een bliksemafleider voor waar we eigenlijk aandacht aan zouden moeten besteden. ‘Zoals?’ vraag ik, eigenlijk onnodig want een milliseconde later rolt van haar tong: ‘Displacement’. Geforceerd moeten verplaatsen en het verliezen van je thuis. Het leven zonder zekerheid, dat maakt een onmeetbare impact.
En dat is niet het enige. Waar veel mensenrechtenorganisaties focussen op de problemen in kleinschalige informele mijnbouw (artisanal and small-scale mining (ASM)), is juist formele mijnbouw op grote schaal (large scale mining (LSM)) de sector waarin lokale bevolking structureel wordt uitgebuit. Formeel betekent niet meteen rechtvaardig. Dus wanneer organisaties als Fair Cobalt Alliance zich inzetten om de ASM sector te formaliseren, zet Annemiek daar vraagtekens bij. Hun werk is ongetwijfeld van belang, maar voor wie wordt de sector eigenlijk geformaliseerd? Wordt er daadwerkelijk geluisterd naar de mijnwerkers betrokken bij besluitvormingsprocessen? Of belanden hun behoeften uiteindelijk toch weer onderaan de belangen-hiërarchie?
Annemiek is al een jaar bezig met onderzoek naar de rol van de westerse financiële sector in Congolese kobalt mijnbouw. Dat we onze ogen op geldstromen moeten richten is enerzijds logisch, anderzijds een kwartje dat bij mij pas gênant laat viel.
Men begrijpt niet hoe groot de rol van de financiële sector is in uitbuiting van het mondiale zuiden. Congo heeft weinig financiële capaciteit, vertelt Annemiek. Het is een land dat al jarenlang afhankelijk is van buitenlandse investeerders. En die afhankelijkheid wordt opzettelijk in stand gehouden. Bedrijven investeren net genoeg om eigen winst te maken, maar lang niet genoeg om de lokale gemeenschap te ondersteunen richting een zelfvoorzienende economie. Dat investeringsgeld is niet bedoeld om te verduurzamen, maar om te verdienen.
In de Nederlandse financiële sector zijn er weinig richtlijnen die vertellen hoe investeerders zich in het buitenland moeten gedragen. Dat roept de vraag op: hoe kunnen we hier in Europa wetten hebben die mensenrechten beschermen, maar passen we die wetten op andere (armere) plekken niet toe? Waarom verandert ons idee van een mensenrecht op het moment dat we landsgrenzen oversteken?
Het doel van het onderzoek was duidelijk: geldstromen in kaart brengen en daarmee Europese investeerders op heterdaad betrappen. Het is tijd voor hen om verantwoordelijkheid te nemen, constateert Annemiek, terwijl het vuurtje in haar blik langzaam verandert in een frons. In de realiteit verliep het onderzoek namelijk iets anders. Het traceren van de financiële stromen tussen hier en de mijnen in de DRC bleek onbegonnen werk. Een ontransparant spinnenweb van complexe financiële structuren en ondoorzichtige contracten tussen multinationals, traders, overheden en lokale mijnbouwactiviteiten. Ondertussen krijgen mineralen geëxporteerd uit Rwanda het label conflict-free, terwijl ze in werkelijkheid gemijnd, gestolen en gesmokkeld zijn uit Congo. Er zijn té veel spelers. De toeleveringsketen van kobalt is te ingewikkeld om daadwerkelijk te doorgronden.
Eén ding werd wél duidelijk: centen die worden geïnvesteerd in Congolese mijnbouw zijn centen die moeten worden terugverdiend. Het gaat niet om duurzaam, het gaat om geld, concludeert Annemiek. De wereld draait om geld. We zitten vast in een systeem dat een ‘duurzame’ transitie onmogelijk maakt.
En toch is het bestempelen van Europa als kwaadaardig en Congo als zielig ook niet correct. Het is niet zwart wit. Ook de Congolese regering is niet onschuldig. Ik herken de teleurstelling in haar stem: ‘Als we een sterke onafhankelijke overheid hadden die meer gaf om haar volk, was het anders geweest. Dan was er iemand geweest die ons beschermde.’ In plaats daarvan liften de mensen aan de macht mee op het westerse extractivisme dat de Congolese bevolking teistert.
Zelfs mensen binnen de financiële sector lijken niet op de hoogte van de onrechtvaardigheid in hun werkveld. Of het nu is omdat ze werkelijk goede bedoelingen hebben of omdat ze actief een façade proberen op te houden, vaak wordt er defensief gereageerd: ‘er zijn wel degelijk hoge standaarden voor wat ons bedrijf wel en niet kan doen in het buitenland’. Maar als die standaarden zo hoog zijn, hoe verklaar je dan de almaar voortgaande uitbuiting? Je kunt niet vertrouwen op de welwillendheid van bedrijven in een wereld als de onze. Een wereld gedreven door hebzucht, waar waarde afhangt van monetaire afspraken en mensenrechten pas meetellen als ze winstgevend worden gemaakt.
We staren een tijdje naar elkaars digitale gezicht en zuchten simultaan.
Het is belangrijk bewust te zijn van het systeem waarin we ons bevinden, concludeert Annemiek uiteindelijk. En een kritiek op het kapitalistische systeem is niet meteen een verwijt naar elk individu dat meedraait in dat systeem. Dus wanneer iemand je wijst op jouw rol in een structureel probleem, vecht er dan niet tegen. Omarm de kans om jouw rol nader te bestuderen en gebruik dat kleine beetje invloed dat je hebt voor iets goeds, zoals het stellen en beantwoorden van vragen die steken, en het vertellen van verzwegen verhalen als deze.
Op woensdag 2 juli gaan we bij Pakhuis de Zwijger in gesprek over de relatie tussen onze groene energietransitie en de crisis in Congo. Meld je hier gratis aan!