Met ‘finance’ denken we aan de Zuidas, Wall Street of ingewikkelde derivaten, en maar zelden aan bossen. Raar eigenlijk, want bossen leveren hartstikke veel economische waarde: ze filteren water, slaan CO₂ op en verbeteren onze gezondheid. Onder investeerders neemt het besef langzaam toe dat de natuur een waarde heeft én dat er dus ook mee te verdienen valt. Hierdoor vloeit er via groene financiële producten zoals koolstofkredieten, biodiversiteitscredits en zelfs neushoornobligaties, steeds meer kapitaal naar de natuur. Maar beschermen we hiermee echt de planeet? Of creëren we slechts groene luchtkastelen?

Walvissen en neushoorns als motor van de groei

Het voelt misschien vreemd om je goudvis of trouwe viervoeter een waarde toe te kennen gebaseerd op de extra productiviteit die hij jou oplevert (alhoewel het rendement van deze investering in stress-reductie, beweging, en gezelschap hoog ligt!). Toch zijn er steeds meer serieuze instanties bezig met het waarderen van lokale populaties of zelfs hele diersoorten. Het Internationaal Monetaire Fonds (IMF) schat bijvoorbeeld dat een individuele walvis maar liefst €2,1 miljoen waard is. Hoe kan het dat dit werkloze zoogdier meer waard is dan de gemiddelde privé-jacht? Walvissen eten plankton dat CO₂ opslaat, stimuleren de groei van fytoplankton (heerlijk voor de biodiversiteit), en leveren de visserij veel waarde door het gezonder maken van de ocean. Om deze redenen is de gehele walvispopulatie wel 1.000 miljard dollard waard! Deze taxatie van het IMF stelt vervolgens milieuorganisaties beter in staat om financiering te krijgen van banken en investeerders.

Een andere innovatieve manier waarop natuurbeschermingsorganisaties financiering aantrekken is via zogenaamde “neushoornobligaties” (Wildlife Conservation Bonds). In 2022 bracht de Wereldbank, het bankorgaan van de VN, obligaties ter waarde van 150 miljoen dollar op de markt die volledig worden ingezet voor het behoud en herstel van het leefgebied van de zwarte neushoorn. Wat deze obligaties uniek maakt, is de manier waarop rendement wordt berekend. Investeerders ontvangen namelijk alleen een uitkering als de populatie van zwarte neushoorns binnen de afgesproken periode met minimaal 4% groeit. Hierdoor wordt het dus voor alle partijen interresant – finance en natuurbehoud – om de zwarte neushoorn te beschermen.

Luchtkastelen van Co2

Een andere manier hoe bedrijven kunnen investeren in de natuur is via de vrijwillige koolstof markt. Bedrijven en investeerders kopen hier ‘carbon credits’ om hun uitstoot te compenseren met CO₂ die elders is vastgelegd door middel van herbebossing, natuurherstel of het voorkomen van ontbossing. Hoewel bedrijven niet verplicht zijn hun uitstoot op deze manier te compenseren, kiezen velen ervoor om groener te lijken. Naast koolstof kunnen bedrijven ook hun biodiversiteitsverlies compenseren door middel van zogenaamde ‘biodiversiteitscredits’. Hiermee compenseren ze voor het verlies aan diersoorten hier, door de toename in diersoorten elders.

Er zijn echter serieuze zorgen over de effectiviteit van deze markt. Uit een rapport van 2022 blijkt dat bijna 90% van de koolstofmarkt fictief of zelfs frauduleus is. Zo komt het vaak voor dat het bos waarvan je carbon credits koopt, helemaal niet bestaat of al is gekapt voor hout. Het komt ook voor dat er carbon credits worden verkocht gebaseerd op de bescherming van bossen die nooit bedreigd werden. Deze gaten in regelgeving en toezicht zorgen ervoor dat vele milieu-organisaties met argusogen naar de markt kijken. Bedrijven die op deze manier hun CO₂ compenseren worden ook vaak beschuldigd van ‘greenwashing.’

Maar naast regelgeving zijn er ook meer fundamentele kritieken op koolstof en biodiversiteitscompensering. Omdat duurzaamheid wordt uitbesteed aan bossen elders hoeven bedrijven hun eigen productieketen niet te verduurzamen en kunnen ze doorgroeien terwijl ze op hun producten het label ‘klimaatneutraal’ plakken. Je zou dus cynisch kunnen stellen dat de vrijwillige koolstofmarkt juist echte verduurzaming tegenwerkt. Bovendien is het de vraag of biodiversiteit zo eenvoudig kan worden gecompenseerd. Terwijl een ton CO₂ overal ter wereld hetzelfde is, zijn ecosystemen complex en lokaal gebonden. Een dierpopulatie kan een heel specifieke niche en functie hebben, waarbij het niet duidelijk is of die elders ook zinvol is.

Lessen uit de EU

Het Europese Emissiehandelssysteem (ETS) laat echter zien dat regulering wél kan werken. Door het EU-ETS moeten grote bedrijven uitstootrechten kopen voor alle CO₂ die ze uitstoten. Er zijn elk jaar minder rechten beschikbaar, waardoor de uitstootrechten duurder worden en op den duur bedrijven gedwongen zijn om hun uitstoot terug te brengen. Dit is anders dan de vrijwillige koolstofmarkt omdat de totale omvang van de uitstoot daadwerkelijk afneemt. Achter het ETS zit een heel systeem van wetgeving en toezichthouders, en wat blijkt? Het systeem heeft impact: de totale uitstoot van de industrieën onder ETS daalde tussen 2005 en 2020 met 37%.

Toch heeft ook dit systeem haken en ogen. Zo heeft Shell, één van de grootste vervuilers op de planeet, honderden miljoenen aan het ETS verdient door het slim doorverhandelen van goedkope emissierechten. Ook kan nationale regelgeving de boel dwarsbomen. Zo heeft het huidige kabinet opnieuw leven geblazen in een compensatieregeling (de IKC-ETS) die kosten voor emissierechten grotendeels vergoedt. Daarmee ondermijnen ze de verduurzamingsprikkels die ingebakken zitten in het ETS.

Moeten we de natuur vermarkten?

Het idee klinkt logisch; door natuur een prijskaartje te geven, wordt het aantrekkelijker voor investeerders. Maar de grote vraag blijft: moeten we dit nou willen met zijn allen? Wat blijft er over van de intrinsieke waarde van de natuur? Worden ‘onrendabele diersoorten’ opgeofferd? En leidt dit tot bossen vol monoculturen, gebaseerd op de meest efficiënte bomen?

Natuurlijk kun je stellen dat we in een kapitalistisch systeem leven waarin marktwerking onvermijdelijk is. Het beprijzen van natuur lijkt dan een praktische manier om kapitaal naar natuurbehoud te trekken. Anderzijds zijn er genoeg critici, ecologen en filosofen die stellen dat een duurzame planeet simpelweg niet samengaat met ons huidige economische model. Winstmaximalisatie, aandeelhouderskapitalisme en oneindige groei hebben keer op keer bewezen ten koste te gaan van de natuur. Wanneer de markt groeit, lijkt de natuur in te leveren.

Praat op woensdag 4 december 20:00 uur mee over dit onderwerp bij de meet-up van Greed is Green in Pakhuis de Zwijger.

Samengesteld door
Quinten Torre
Stagiair Programmamaker Nieuwe Economie & Tegenlicht Meet-Ups