Op het Cartesius 2 doen ze het net een beetje anders dan op de reguliere middelbare school. Vakoverstijgend werken, onderzoeken, analyseren en het werken aan nuttige vaardigheden zijn op het Cartesius 2 geen bijzaak, maar hoofdzaak. Hoe is het Cartesius 2 tot stand gekomen, wat is de visie van deze school en wat zou het ideaal beeld zijn? Een interview met Martijn Meerhoff, directeur en oprichter van het Cartesius 2.

Martijn u bent oprichter en directeur bij het Cartesius 2, hoe is deze school tot stand gekomen?
”Ik werkte op het Cartesius Lyceum toen ons werd gevraagd om capaciteit uit te breiden en een nieuwe locatie te starten. Ik heb er toen, samen met mijn bestuur, voor gekozen om op deze locatie te gaan werken met een innovatieve onderwijsvisie en -aanpak. Ik heb daarvoor onderzocht wat we eigenlijk weten over leren en wat er wel en niet werkt in scholen. Zo kwamen we erachter dat we wel moesten breken met een aantal van de traditionele onderwijsconventies en met een nieuwe aanpak moesten komen.’’

Wat maakt het Cartesius 2 tot een echt vernieuwingsschool?
”We hebben er voor gekozen te werken vanuit een liberal arts & sciences-visie en aanpak. Dat betekent dat we deels vakoverstijgend werken, dus niet vanuit de structuur van de klassieke schoolvakken. We werken meer vanuit een structuur die erop is gericht leerlingen te helpen betekenis te geven aan de lesstof, dus bijvoorbeeld: leerlingen leren over aardrijkskunde, geschiedenis en biologie in een module die gaat over de stad Amsterdam. De stad gebruiken we dan als leidende context om kennis uit de schoolvakken aan op te hangen.
We hebben ons curriculum ook gemoderniseerd, door onderdelen toe te voegen die niet tot de landelijke verplichte stof behoren, maar die wij wel noodzakelijk vinden om leerlingen goed voor te bereiden op hun latere studie en werkzame leven.
We zijn erg gericht op burgerschap. De leerlingen denken bij ons na over wie ze zijn, wie ze zouden willen zijn en welke waarden ze belangrijk vinden. Daarbij worden ze gemotiveerd om actief hun talenten in te zetten om anderen te helpen. Dit alles gebeurt niet in de traditionele lesuren, maar in dagdelen. Zo is er meer tijd om voorkennis op te halen, nieuwe kennis aan te bieden, verwerkingsopdrachten te doen en daarop terug te blikken en eventueel nog verder te verdiepen. We werken behoorlijk ontwikkelingsgericht, maar op de inhoud zijn we wel normerend; het is een redelijk zwaar programma, de lat ligt inhoudelijk hoog. Dat horen we ook wel terug van leerlingen en ouders: we verwachten best veel van onze leerlingen.’’

Dat klinkt niet altijd makkelijk voor de leerlingen, wat voor soort leerlingen zitten er op het Cartesius 2?
”Dat is niet zo eenduidig. Ongeveer de helft van de leerlingen volgde op de basisschool al een andere vorm van onderwijs, bijvoorbeeld Montessori-onderwijs of een vernieuwend onderwijsconcept. Daar sluiten wij dan goed bij aan. Toch komt de andere helft van relatief ‘reguliere scholen’. Het zijn over het algemeen wel leerlingen die veel aankunnen, die al interesse hebben in onderwerpen als filosofie, design of programmeren, en die graag wat vrijheid krijgen bij het leren. Dat motiveert ze. Het zijn ook echt kritische mee- en tegendenkers.”

Dat klinkt als een interessant stel leerlingen.
”Dat horen we vaker ja! Er komen hier veel studenten en collega’s van andere scholen kijken. Hen valt vaak op dat onze leerlingen communicatief heel vaardig zijn, veel eigen drive hebben en opvallend zelfstandig zijn in hun denken en werken. Dit vragen wij ook van onze studenten: toon wat ambitie en lef, dan mag er af en toe ook best iets mis gaan.”

U heeft zelf geholpen bij het vormgeven aan het Cartesius 2, zijn er toch nog onderwijsdromen?
Wat ik heel graag zou willen is dat je als school nog meer verantwoordelijkheid krijgt voor het niveau en het eindniveau van het onderwijs dat je aanbiedt. Dat je als school meer ruimte krijgt om je eigen curriculum vorm te geven en dat de inspectie op afstand toekijkt naar het niveau en de kwaliteit daarvan, maar dat er niet zoiets is als het centraal eindexamen. Daarnaast droom ik van een nauwere samenwerking met het hoger onderwijs, zodat onze leerlingen daarmee sneller kennis maken en daar goed kunnen landen.’’

Binnen jullie visie lijkt het centrale eindexamen mij best een uitdaging, hoe gaan jullie daar mee om?
”De centrale examen zijn bedacht vanuit de traditionele vakken, waarbij die vakken onderling vaak ook nog eens niet goed bij elkaar aansluiten. Daar hebben wij zeker last van, want daardoor is het natuurlijk een stuk lastiger om de leerlingen vakoverstijgend te laten werken in de bovenbouw. Vanaf het vierde jaar werken wij daarom voor ongeveer vijftig procent vakoverstijgend, maar dan al wel binnen het eigen gekozen profiel, en voor vijftig procent volgens de traditionele monovakken. We vinden het uiteraard belangrijk om onze leerlingen een diploma mee te geven, daarvoor moeten we wel enkele concessies doen in onze onderwijsvisie, maar dit wisten we van te voren.’’

19 november komt u in het programma ‘Voorbij het (traditionele) vakonderwijs’, wat verwacht u daarvan?’
”Ik verwacht dat we een goed gesprek kunnen voeren over wat wij doen, wat dat betekent voor leerlingen en docenten, en in welk opzicht dit verschilt van de traditionele onderwijsaanpak. Daar lopen we dan vanzelf tegen de randen aan van ons onderwijssysteem en daar schuurt het soms. Toch doen we dit wel vanuit een maatschappelijke opdracht: het blijft een vrij elitair concept – liberal arts & sciences – dat wij proberen breed toegankelijk te maken. Hierover zou ik graag in gesprek raken.”

Wil je ook meepraten over het belang van andere vakken op school en welke vakken dat zouden moeten zijn, kom dan 19 november naar Pakhuis de Zwijger. Reserveer hier!

Samengesteld door
Ylva Tesselaar
Stagiair Educatieprogramma's
Dit artikel gaat over